Demissionair minister Yesilgöz van Justitie gaat gemeenten terugfluiten die het toestaan dat bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s) religieuze symbolen dragen, zoals een hoofddoekje of een keppeltje. In EenVandaag zegt de bewindsvrouw dat ze aan een ministeriële regeling werkt die bepaalt dat boa’s er in iedere gemeente hetzelfde moeten uitzien.

Yesilgöz ligt al langer overhoop met gemeenten als Arnhem, Amsterdam en Tilburg die toestaan dat handhavers tijdens hun werk godsdienstige symbolen dragen. De gemeenten zien dat als een uitvloeisel van de vrijheid van godsdienst en goed voor de integratie, maar de minister vindt juist dat dit soort handhavers neutraliteit moeten uitstralen.

Verschillende overleggen met de gemeentes hebben volgens Yesilgöz niets opgeleverd, en dus zet ze nu zwaar geschut in. “Het lijkt erop dat we er op een andere manier niet uitkomen”, zegt ze bij EenVandaag.

Scheiding kerk en staat

Ze ontkent dat haar plannen iets te maken hebben met het uitsluiten van mensen met een bepaalde religie. “Het gaat hier om de scheiding tussen kerk en staat, die is broodnodig en allesbehalve ouderwets.” Een meerderheid van de Tweede Kamer steunt haar aanpak. Ook de boa-vakbond is voor een verbod, omdat boa’s iedere schijn van partijdigheid moeten voorkomen.

Vrouwen met een hoofddoek kunnen wat Yesilgöz betreft prima bij de handhaving of een gemeente werken, maar dan op een andere plek waar ze niet direct op straat de orde handhaven.

Boa’s zijn in dienst van de gemeenten en die bepalen tot nu toe ook wat ze mogen dragen. De minister doet al jaren pogingen om te komen tot een verbod op religieuze symbolen bij het werk.

‘Schaadt participatie vrouwen’

Het College voor de Rechten van de Mens noemde dat toen “stigmatiserend en ineffectief”. Het zou een grote groep vrouwen schaden in hun zelfstandigheid en maatschappelijke participatie. “Een verbod op het dragen van religieuze symbolen of kleding zal in de praktijk vooral vrouwen en meisjes treffen die het dragen van een hoofddoek als een religieuze plicht zien.

De neutraliteit van een boa moet volgens het college bepaald worden aan de hand van het gedrag, en niet van het uiterlijk.