De Tweede Kamer wil dat het schoolzwemmen opnieuw wordt ingevoerd. Het aantal kinderen zonder zwemdiploma neemt toe, en dat vinden de Kamerleden een ongewenste ontwikkeling.
Uit onderzoek blijkt dat schoolzwemmen leidt tot een grotere veiligheid voor kinderen. Het zijn vaak kinderen uit gezinnen met weinig geld of met een migratieachtergrond die hun zwemdiploma niet halen.
De herinvoering van het schoolzwemmen kost de overheid 129 tot 212 miljoen euro per jaar, afhankelijk van hoeveel zwemdiploma’s de kinderen via hun school gaan halen. Dat gaat niet van de ene op de andere dag, dus het kabinet moet eerst met het onderwijs in gesprek om “realistische scenario’s uit te werken”, vindt de Kamer.
Zwembaden goed bezocht
Schoolzwemmen heeft ook als voordeel dat zwembaden goed worden bezocht en financieel overeind kunnen blijven. En voor ouders levert het een tijdbesparing op. Daar staat tegenover dat scholen er werk bij krijgen, en dat er op de krappe arbeidsmarkt nog niet voldoende zweminstructeurs zijn.
Het voorstel werd ingediend door de Kamerleden Van Nispen (SP) en Mohandis (GL-PvdA). Mohandis behaalde begin deze maand zijn ABC-zwemdiploma. Zijn dochter van 10 behaalde haar C-diploma.
De twee Kamerleden kregen ook steun voor hun voorstel om het weer meer een overheidstaak te maken om openbare zwembaden open te houden. Dit omdat het aantal zwembaden is afgenomen terwijl de bevolking is toegenomen.
De Rijksoverheid moet daarvoor in overleg met gemeenten. Een zwembadfonds moet zwembaden met financiële problemen ondersteunen.
Schoolzwemmen was tot 1985 verplicht. Sindsdien gaan scholen en gemeenten zelf over de organisatie en financiering, wat in veel gevallen heeft geleid tot de afschaffing ervan. Dat ging ook ten koste van de publieke zwembaden.