Een initiatiefwet van PvdA en ChristenUnie om tijdelijke huurcontracten zo veel mogelijk tegen te gaan, is ook aangenomen in de Eerste Kamer. Daarmee worden vaste huurcontracten voor onbepaalde tijd weer de norm, om de rechten van huurders beter te beschermen. Wel blijven er uitzonderingen mogelijk.

Het bleef lang onzeker of er wel voldoende senatoren voor de wet van de Tweede Kamerleden Nijboer (PvdA) en Grinwis (CU) zouden stemmen. De BBB, met zestien zetels de grootste fractie in de Eerste Kamer, trok onlangs plotseling de steun voor het voorstel in. Volgens die partij moeten verhuurders en huurders vooral onderling afspraken maken over de lengte van een contract.

Ook het CDA twijfelde, maar stemde vandaag toch voor. Dat gebeurde nadat de hele Eerste Kamer een motie van het CDA had gesteund om de mogelijkheden voor verhuur van kamers door een hospita te verruimen. De christendemocraten waren bang dat de afschaffing van de tijdelijke huurcontracten een belemmering zou gaan vormen voor hospitaverhuur.

Met de steun van het CDA haalde het wetsvoorstel het: 44 van de 75 senatoren stemden voor. BBB, VVD, JA21 en FvD stemden tegen. Zij vrezen dat door de wet nog minder particulieren hun woningen willen gaan verhuren.

Stress en onzekerheid

In 2016 werden de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur nog verruimd, maar dat leidde niet tot meer particulier aanbod op de markt zoals de verwachting was. Tegelijkertijd ondervinden veel huurders er juist stress en onzekerheid van, omdat ze na een tijdelijk contract van twee jaar weer op straat kunnen belanden of geconfronteerd worden met een huurverhoging.

De betere huurbescherming gaat gelden voor nieuwe huurcontracten. Bestaande tijdelijke contracten mogen blijven bestaan.

Er komen ook uitzonderingen. Zo mogen verhuurders de huur opzeggen als ze naaste familie in de woning willen laten wonen of als ze er na een verblijf in het buitenland zelf weer willen gaan wonen. Ook tijdelijke verhuur aan studenten blijft mogelijk.