Bij Nederlandse bombardementen in de strijd tegen IS in Irak zijn meer burgerdoden gevallen dan tot nu toe bekend was. Er is in elk geval nog één incident, blijkt uit onderzoek van de NOS, Nieuwsuur en NRC. Bij een aanval op een universiteitscomplex in Mosul kwamen in 2016 zeker twee universitair docenten en vijf van hun familieleden om. De afhandeling van het incident roept vragen op over de door het kabinet beloofde zorgvuldigheid van de onderzoeken naar burgerdoden.
Het Amerikaanse hoofdkwartier Centcom heeft in 2017 een melding van het incident in Mosul beoordeeld en ten onrechte geconcludeerd dat er geen burgers waren omgekomen, zo blijkt nu. Het kabinet heeft de Tweede Kamer jarenlang voorgehouden dat Centcom mede namens Nederland serieus onderzoek deed naar elke melding van burgerdoden. In de praktijk is er heel wat af te dingen op deze onderzoeken, concludeerden de Amerikanen zelf al in 2018 en dat wordt nu ook door dit onderzoek bevestigd.
Naar aanleiding van de bevindingen van de NOS, Nieuwsuur en NRC heeft minister Ollongren van Defensie alsnog een Nederlands onderzoek naar het incident in Mosul aangekondigd. Ook heeft de minister de tijdstippen en locaties van alle Nederlandse bombardementen tussen 2014 en 2018 openbaar gemaakt, zoals de Kamer had gevraagd. Hierdoor valt voor het eerst uit te zoeken bij hoeveel incidenten Nederland nog meer betrokken is. Nederland is daarmee het eerste land van de internationale coalitie tegen IS dat openheid van zaken geeft.
Hawija
Het onderwerp is politiek beladen sinds in 2019 bleek dat voormalig minister Hennis van Defensie de Kamer verkeerd had voorgelicht over het bombardement op een bommenfabriek in Hawija, waarbij meer dan zeventig burgers om het leven kwamen. Defensie erkende toen ook dat bij een tweede Nederlandse bombardement in Mosul vier burgers zijn omgekomen. Aan de nabestaanden van dat tweede incident heeft het kabinet bijna een miljoen euro uitgekeerd. Het voorval in Mosul dat nu naar buiten komt is het derde incident.
Nederlandse piloten hebben tussen 2014 en 2018 op ruim zeshonderd locaties in Syrië en Irak ruim tweeduizend bommen gegooid, als onderdeel van de internationale strijd tegen IS, dat toen grote delen van Irak en Syrië in handen had. De afspraak was dat er alleen zou worden aangevallen als vooraf uit berekeningen bleek dat er geen burgers zouden omkomen. Men was in staat “heel gericht en precies de doelen uit te schakelen, zonder nevenschade”, vertelde toenmalig Commandant der Strijdkrachten generaal Tom Middendorp aan de Tweede Kamer.
Mocht het onverhoopt toch misgaan, dan zouden die incidenten “serieus onderzocht” worden, beloofde het kabinet. Per incident zou worden bekeken of er een schadevergoeding zou worden uitgekeerd. Ook het Openbaar Ministerie zou worden geïnformeerd als er vermoedens waren van burgerdoden. Dat is bij dit incident in Mosul allemaal niet gebeurd.
Lege woningen
Toen op 22 maart 2016 rond het middaguur Nederlandse F-16’s boven Mosul vlogen, dachten de piloten dat ze een IS-hoofdkwartier gingen aanvallen. Maar volgens nabestaanden en omwonenden was het doelwit, een wooncomplex van de universiteit van Mosul, nagenoeg leeg: er verbleven slechts twee gezinnen van academici die er niet in waren geslaagd de stad uit te vluchten.
In onderstaande video gaat één van de nabestaanden terug naar de plek van het bombardement waarbij zijn ouders omkwamen:
In enkele leegstaande appartementen verbleven eerder gezinnen van IS-strijders, maar die hadden naar verluidt op het moment van het bombardement hun toevlucht elders gezocht. Dat het wooncomplex een IS-hoofdkwartier zou zijn, lijkt omwonenden onwaarschijnlijk.
Bij het bombardement kwamen alle burgers in het gebouw om het leven. In één appartement kwamen universitair docent wiskunde Fadia Muwaffaq, haar driejarige dochter en haar moeder, broer en zus om; haar man overleefde het omdat hij net was vertrokken. In een ander appartement stierven het voormalig hoofd van de ICT-faculteit professor Thafer al-Badrani en zijn vrouw. Hun vijf minderjarige kinderen waren tijdens de aanval niet thuis.
De nabestaanden wisten niet welk land de aanval had uitgevoerd. Ze willen nu dat onafhankelijk wordt uitgezocht wat er is misgegaan en hopen op erkenning van hun leed.
Beperkt onderzoek
Al in 2017 kreeg het Amerikaanse Centcom van de ngo Airwars de melding dat de docenten en hun families zeer waarschijnlijk waren omgekomen bij deze aanval. Omdat Centcom niets opvallends zag op video’s van de aanval, werd de melding als ongeloofwaardig beoordeeld (pdf). Aan Nederland werd niets verteld. Andersom heeft Nederland ook nooit aan Centcom gevraagd naar welke Nederlandse luchtaanvallen de Amerikanen onderzoek hebben gedaan, bevestigt Defensie.
Bekijk hieronder de impact van de schade door naar links of recht te bewegen:
Aan het begin van de internationale missie werd afgesproken dat meldingen van burgerdoden zouden worden uitgezocht door Centcom. Alleen als dat vaststelde dat er burgers waren omgekomen, kreeg het kabinet dat te horen en startte Nederland zelf ook een onderzoek. “Zij hebben alle kennis en ervaring en kunnen dit met heel veel gezag doen”, zei premier Rutte in een debat over het Hawija-incident. “Zij zijn de scheidsrechter.”
Ongeloofwaardig
Dat vertrouwen bleek onterecht. Al in 2018 liet het Amerikaanse ministerie van Defensie onderzoek uitvoeren (pdf) naar de kwaliteit van de Centcom-rapportages. Een van de conclusies: onderzoeken naar meldingen verschillen nogal in kwaliteit. “Het zijn eigenlijk beoordelingen, we zijn gestopt om het onderzoeken te noemen”, aldus Larry Lewis, een van de Amerikaanse onderzoekers. Amerikaanse militairen hadden de taak om honderden meldingen snel te beoordelen, en hadden daarvoor weinig tijd. “Misschien niet eens een dag”, constateerde Lewis, die honderden rapportages inzag.
De afspraak was dat de militairen zouden beoordelen of het waarschijnlijk was dat er burgerdoden zouden zijn. Maar in de praktijk lag de lat vaak veel hoger en wilden ze doden op militaire videobeelden zien, ontdekte Lewis. Ze spraken niet met mogelijke nabestaanden, gingen niet naar Irak en gebruikten nagenoeg alleen hun eigen militaire informatie. Zo’n 80 procent van de meldingen deed Centcom daarom af als ongeloofwaardig. Inmiddels heeft de Amerikaanse minister van Defensie een verbeterplan (pdf) aangekondigd.
Lewis heeft als adviseur van het Pentagon toegang tot de geclassificeerde database waarin alle meldingen van incidenten zijn opgenomen, inclusief het land dat de betreffende aanval heeft uitgevoerd. Nederland heeft daar nog nooit naar gevraagd. Onbegrijpelijk, vindt Lewis. “In de anti-IS oorlog is het doen van onderzoek gelaten aan de Amerikanen, omdat die het belangrijk vonden. Waar waren de andere coalitieleden?”