Het is demissionair minister Adema niet gelukt om afspraken te maken over een “dierwaardige veehouderij”. Dat schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Dat betekent ook dat de invoering van een wetswijziging, die moet regelen dat dieren niet mogen lijden door de manier waarop ze worden gehouden, opnieuw vertraging oploopt.

De wetswijziging van de Partij voor de Dieren is in 2021 aangenomen door Tweede en Eerste Kamer, maar nog niet ingevoerd. Volgens minister Adema is het een onduidelijk voorstel, dat veel vragen oproept en moeilijk te handhaven is. Hij noemt als voorbeeld de spanning tussen een vrije uitloop voor (pluim-)vee en het bestrijden van besmettelijke dierziekten door de dieren binnen te houden. Daarom wilde hij een reeks afspraken met zowel veehouders als dierenbeschermers vastleggen in een convenant, dat dan als een soort praktische bijlage aan de wet gehangen zou kunnen worden.

Meer ruimte en licht

In februari zei de minister nog dat het zijn bedoeling was om de wetswijziging in 2024 te laten ingaan. Maar dat is niet haalbaar, blijkt uit zijn brief, want het is de verschillende partijen “helaas” niet gelukt om overeenstemming te bereiken. Dat heeft volgens hem te maken met de verschillende achterbannen, die hun eigen “belangen en wensen” hebben, maar ook met de demissionaire status van het kabinet “waardoor momenteel geen langjarig (financieel) commitment kan worden gegeven vanuit het Rijk”.

Adema schrijft aan de Tweede Kamer dat hij aan de doelen van het wetsvoorstel wil voldoen, namelijk het zorgen dat dieren natuurlijk gedrag kunnen vertonen en geen ingrepen als het couperen van de staart hoeven te ondergaan, maar dat het de nodige tijd vergt om nieuwe stallen te bouwen met bijvoorbeeld meer ruimte en voldoende daglicht. Volgens hem zijn de partijen om de tafel het erover eens dat de “transitie” rond 2040 vorm moet krijgen. Hij noemt dat een “ambitieuze agenda”.