Voormalig minister Cora van Nieuwenhuizen (VVD) was als minister van Infrastructuur regelmatig aanwezig bij topoverleg over de energiesector. Ze was zelfs nog aanwezig bij de zogenoemde Ministeriële Commissie Klimaat en Energie toen ze al wist dat ze lobbyist zou worden voor energiebedrijven.
Dat blijkt uit documenten die de NOS en Nieuwsuur hebben opgevraagd bij haar voormalige ministerie en die pas na een lange procedure werden overhandigd.
De aanwezigheid van Van Nieuwenhuizen daar is opvallend omdat de minister zelf destijds beweerde dat ze de omstreden overstap van de politiek naar de energiesector kon maken omdat ze als minister “nooit beleidsinhoudelijk bemoeienis met energie” had gehad. Ze claimde dus dat er geen belangenverstrengeling mogelijk was geweest.
Ook zei Van Nieuwenhuizen dat, toen ze eind juli 2021 wist dat ze lobbyist zou worden, ze had geregeld dat eventuele energievraagstukken naar een collega zouden gaan. Toch kreeg ze ook daarna nog allerlei ambtelijke stukken over energie toegestuurd en schoof ze in augustus twee keer aan bij de club van kabinetsleden die het klimaat- en energiebeleid uittekent.
Nog steeds geen toetsing
Van Nieuwenhuizen maakte haar overstap in de nazomer van 2021, tijdens de demissionaire periode van het kabinet-Rutte III. Voor leden van het huidige demissionaire kabinet zijn de zaken al iets strenger geregeld, maar nog altijd is de aangekondigde wetgeving die regelt dat ministers een eventuele nieuwe functie vooraf moeten laten toetsen, niet doorgevoerd.
Uit de opgevraagde documenten blijkt dat in de overleggen waar Van Nieuwenhuizen in augustus 2021 nog aanschoof, zaken werden besproken die specifiek de bedrijven raakten waarvoor ze lobbyist zou worden. Het ging onder meer over subsidieregelingen en investeringen in de infrastructuur voor energie.
Compensatie van kolencentrales
Opvallend is ook dat er destijds werd besloten op welke manier kolencentrales financieel gecompenseerd zouden worden, omdat ze van het kabinet minder hard mochten draaien. De rekenmethode die toen werd aangenomen, leidde ertoe dat energiebedrijf RWE later honderden miljoenen kreeg. Dat bedrijf is lid van de lobbygroep van energiebedrijven, Energie Nederland, waar Van Nieuwenhuizen vier dagen na die vergadering voorzitter van werd.
Er kwam later kritiek op de rekenmethode en ook huidig klimaatminister Jetten noemde in het Financieele Dagblad het besluit van destijds “duur”.
Op andere momenten bemoeide Van Nieuwenhuizen zich ook wel degelijk met energie. Zo zat ze een overleg voor tussen bewindspersonen over windmolens op de Noordzee. Ook bemoeide ze zich met de mogelijke aanleg van leidingen van Rotterdam naar Chemelot in Limburg en naar Duitsland. Dat waren allemaal onderwerpen waar energiebedrijven, ook degene die ze even later ging vertegenwoordigen, nauw bij betrokken waren.
Schijn van belangenverstrengeling
De Leidse hoogleraar Caelesta Braun is bestuurskundige en expert op het gebied van lobbyregels: “Hier heeft Van Nieuwenhuizen alle schijn van belangenverstrengeling tegen zich. En dat moet je te allen tijde voorkomen.”
Pieter Omtzigt (NSC) en zijn partijgenoot Nicolien van Vroonhoven stellen samen met Volt-fractievoorzitter Laurens Dassen Kamervragen over de documenten die zijn opgevraagd. Ze willen vooral van premier Rutte weten waarom hij Van Nieuwenhuizen tot allerlei kabinetsvergaderingen toeliet, terwijl hij wist dat ze lobbyist wilde worden.
De politici, die al langer stengere lobbyregels eisen, vragen de premier op welke momenten er volgens hem belangenverstrengeling heeft plaatsgevonden in deze zaak en wanneer de schijn daarvan ontstond.
‘Politieke antenne niet scherp’
Van Nieuwenhuizen zelf erkent dat zij nog naar de genoemde vergaderingen, vlak voor haar vertrek. Ze stelt dat ze daar alleen met het belang van haar eigen ministerie bezig was: “Op geen enkele wijze heb ik in de vergaderingen inbreng gehad, denkend vanuit specifieke belangen van mijn mogelijke toekomstige leden.”
De uitspraak dat zij als minister nooit bemoeienis heeft gehad met energie, die was anders bedoeld, stelt ze nu. “De door u aangehaalde uitspraak is door mij bedoeld om duidelijk te maken dat mijn bemoeienis alleen was ‘het inbrengen van relevante punten op het terrein van Infrastructuur en Waterstaat, en niet op het terrein van energiebedrijven of specifiek energiebeleid’.”
“Hier zit de pijn voor mij”, zegt Van Nieuwenhuizen. “Dat met mijn volstrekt integere intentie hier inderdaad de schijn van belangenverstrengeling is ontstaan en dat hier mijn politieke antenne niet scherp was. Dat betreur ik erg en daar heb ik in mijn reputatie een hele grote knauw door opgelopen.”
Van Nieuwenhuizen wil de huidige en toekomstige kabinetsleden daarom nog wel een wijze les meegeven: “Hopelijk kunnen opvolgers lering trekken uit mijn ervaringen en zullen ze contacten met headhunters mijden tot ze daadwerkelijk zijn afgezwaaid, om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden.”