Met alweer een natte zomer en steeds strengere mestregels, zitten veel boeren met volle mestputten. Minister Wiersma van Landbouw maakt na de zomer duidelijk waar ze op inzet om deze mestcrisis het hoofd te bieden en wordt nu van alle kanten belobbyt en geadviseerd.

Om de mestcrisis het hoofd te bieden zijn er volgens Jan Roefs van het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) drie opties: minder mest, meer verwerking en export. Omdat Wiersma al heeft laten weten dat ze naast aanpassing van bestaande regels en vrijwillige krimp van de veestapel ook bijvoorbeeld kijkt naar export en verwerking van mest ruiken bedrijven kansen.

Want het grote overschot biedt volgens de sector ook nieuwe mogelijkheden. Door de hogere prijzen die boeren nu betalen loont het meer om mest verder weg te vervoeren. Brancheorganisatie Cumela, waarbij zo’n 650 mestdistributeurs zijn aangesloten denkt daarom naast export naar Frankrijk, ook aan bijvoorbeeld export naar Tsjechië, Polen of Roemenië. Het NCM onderzoekt zelfs de exportmogelijkheden naar Zweden, omdat daar een tekort zou zijn aan meststoffen.

400.000 vrachtwagens vol mest

Want de problemen zijn fors “en worden nog groter”, waarschuwt directeur Roefs van het NCM, dat de overheid en bedrijven adviseert over hoe grondstoffen uit mest het beste hergebruikt kunnen worden. “We hebben het in 2026 omgerekend over zo’n 400.000 vrachtwagens per jaar die niet geplaatst kunnen worden in Nederland. Dat is echt heel veel als je weet dat er in totaal 900.000 tot een miljoen mesttransporten per jaar zijn in Nederland.”

Brancheorganisatie Cumela merkt dat leden al steeds vaker nee moeten verkopen. Zo vertelt Coen van Kuijk van distributeur Vakutrans dat de laatste tijd vaker boeren bellen die voorheen geen mestoverschot hadden, maar nu klem zitten.

“We proberen zoveel mogelijk mensen te helpen, maar op dit moment gaan onze vaste leveranciers wel voor.” Dat betekent dat juist boeren met een relatief klein mestoverschot geen kant op kunnen.

De distributeurs denken dat de export een oplossing kan bieden, al maakt die tot nu toe maar een klein deel uit van alle transporten, want de meeste mest van Nederlandse veehouders blijft in Nederland. De afgelopen jaren is de mestexport juist teruggelopen, onder andere door strengere mestregels in Duitsland.

Volgens Cumela is echter de verwerkingscapaciteit in Nederland te beperkt. Alle mest die naar het buitenland gaat, moet worden verhit om dierziekten te voorkomen. De branche hoopt dat de minister de verwerkers hier tijdelijk toestaat om meer te verwerken of collega’s in het buitenland overhaalt om de mest bij wijze van uitzondering daar te laten verwerken.

Roefs van het NCM gelooft dat verwerking op de langere termijn niet alleen een uitkomst kan bieden voor het mestoverschot, maar de sector kan helpen te verduurzamen. Voor pluimvee is het gelukt om er zelfs een verdienmodel van te maken, zegt hij, en voor de nattere rundveemest, waar het huidige overschot uit bestaat, ziet hij ook kansen. “De EU kijkt momenteel naar nieuwe regels voor het toestaan van verwerkte mest als kunstmestvervanger. Dat biedt mogelijkheden, ook binnen Nederland.”

Grote investeringen

Ook landbouweconoom Katrin Oltmer van de Wageningen Universiteit kan zich voorstellen dat meer export een oplossing kan zijn, als ze de mest in het buitenland echt willen hebben. Ook ziet ze voordelen in het vervangen van kunstmest door verwerkte dierlijke mest.

Maar al te grote investeringen kunnen ook risico’s met zich meebrengen, zegt Oltmer. “Het blijft vaak een dure optie voor boeren, die vooral loont als er mest over is.” Volgens haar zal ook los van het mestprobleem de veestapel juist krimpen, vanwege de klimaatmaatregelen.

NCM-directeur Roefs verwacht dat ook als de veestapel meer krimpt dan gepland er ruimte blijft voor verwerking van mest: “Ik denk dat een mix van maatregelen het beste is en dat we niet moeten denken in ‘of, of’ , maar in ‘en, en'”, zegt hij.

Wat in ieder geval belangrijk is voor de vraag waar de sector in investeert, is om te weten wat de plannen op de langere termijn zijn. De verwachting is dat minister Wiersma in september meer bekendmaakt over haar plannen voor de landbouw.