Ex-minister Kamp vindt het terecht dat het eerste kabinet-Rutte veel aandacht heeft besteed aan het aanscherpen van het fraudebeleid. In het regeerakkoord waren daar afspraken over gemaakt. De VVD’er werd vandaag door de enquêtecommissie fraudebeleid verhoord over zijn periode als minister van Sociale Zaken (2010-2012).
Hij benadrukte dat er ook veel steun was voor een hardere aanpak bij de bevolking: “Als er weinig wordt gefraudeerd, is ook het draagvlak voor de sociale zekerheid sterker”, vulde hij aan.
Kamp erkende dat hij niet precies wist hoe groot het probleem was. Volgens ambtenaren leefde destijds zo’n 90 tot 95 procent van de uitkeringsgerechtigden de regels na, maar Kamp zei dat maar 1 procent van de gevallen wordt geconstateerd. Hij zei dat je als minister niet alleen moet afgaan op wat je medewerkers aandragen, maar dat er voor hem ook andere bronnen waren. Hij verwees bijvoorbeeld naar gegevens van sociaal rechercheurs.
Rekening houden met verwijtbaarheid
In het verhoor benadrukte Kamp dat er in de onder zijn leiding aangescherpte Fraudewet hoge boetes mogelijk waren voor mensen die de regels overtraden, maar wees hij er ook op dat er wel degelijk manieren voor uitvoeringsinstanties waren om bij het opleggen van boetes rekening te houden met de verwijtbaarheid. Naarmate die minder groot was, konden de uitvoerders ook een lagere of helemaal geen boete opleggen, zei hij.
De commissie ging lang door op deze sancties, ook in het verhoor vanochtend van oud-VVD-staatssecretaris De Krom. Ook die was van 2010 tot 2012 nauw betrokken bij de aanscherping van de Fraudewet. Kamp en De Krom werden er door de enquêtecommissie op gewezen dat de aanscherpingen soms ingrijpender gevolgen voor mensen hadden dan oorspronkelijk de bedoeling was.
De Krom benadrukte bij herhaling dat hardere sancties vooral bedoeld waren voor ernstige gevallen en niet zozeer voor mensen “die per ongeluk een kruisje verkeerd zetten”. Ook hij zei dat volgens de opzet van de wet de mate van verwijtbaarheid bepalend was,.
Verschil tussen wet en uitvoeringsbesluit
De commissie confronteerde De Krom ermee dat volgens de Fraudewet bestuursorganen boetes kunnen opleggen van “ten hoogste het benadelingsbedrag” (maximaal 100 procent dus), maar dat het besluit dat de wet uitwerkte strikter was geformuleerd. Daar stond het “ten hoogste” niet in, wat grote consequenties voor mensen zou kunnen hebben. Commissieleden toonden zich verbaasd over dat verschil.
Daarnaar gevraagd zei de voormalige staatssecretaris zich niet bewust te zijn van dat verschil “Maar de bedoeling van de wet is absoluut helder. Daar kan geen misverstand over zijn. Het was een maximum. De wet is leidend.”