“Today I apologise. Awe mi ta pidi diskulpa. Tide mi wani taki pardon.” Die drie zinnen sprak demissionair premier Rutte precies een jaar geleden uit in het Nationaal Archief in Den Haag. Hij bood daar excuses aan voor de rol die de Nederlandse staat heeft gespeeld in de slavernij. Met de excuses stelde het demissionaire kabinet een fonds van 200 miljoen euro beschikbaar voor “maatregelen op het terrein van bewustwording, betrokkenheid en doorwerking”.

Concreet ligt er een aantal maatregelen op tafel, zegt het ministerie van Binnenlandse Zaken. Wie een achternaam draagt die verwijst naar de slavernij, kan die vanaf komend jaar gratis laten wijzigen. Nu nog kost het wijzigen van een familienaam minstens 835 euro en kan dit alleen onder strenge voorwaarden. Sinds de excuses vond er bovendien eerherstel plaats van de Curaçaose held Tula, die een slavenopstand leidde. En op 31 januari is opnieuw een Catshuisoverleg met betrokken partijen en Rutte.

Maar sinds de verkiezingsuitslag van november leven er zorgen onder de betrokkenen uit de gemeenschap. Zij vrezen dat met de toename van het aantal zetels van rechtse partijen in de Tweede Kamer, het maatschappelijke gesprek over slavernij weer op achterstand wordt gezet.

Onder het demissionaire kabinet was er consensus “dat er iets moest gebeuren”, zegt Gilberto Morishaw, voorzitter van het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN). Hij wijst er bijvoorbeeld op dat er meer geld is voor onderzoek naar de impact van slavernij. “Maar ik zie ook dat verschillende groepen in de samenleving niet positief staan tegenover excuses en antiracisme, daar maak ik me zorgen over. We vrezen dat het draagvlak wegvalt voor wat we zijn begonnen.”

Morishaw wijst onder meer op een kwestie rond de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Die functie wordt sinds 2021 vervuld door Rabin Baldewsingh, een voormalig Haags wethouder. Vorige week nog presenteerde Baldewsingh een lijvig programma met 29 afspraken gemaakt met het kabinet.

In het pakket werd gesproken over meer aandacht voor slavernij in het onderwijs en de oprichting van een comité dat moet besluiten over het uitroepen van 1 juli tot nationale feest- en herdenkingsdag. Maar als het aan de PVV ligt moet de coördinator “een ander baantje zoeken”. In de Volkskrant zei Baldewsingh vorige week dat hij bezorgd is over de groei van rechtse partijen: “Veel van onze zwaarbevochten winst staat plots onder druk”, stelde hij.

PVV tegen excuses van de staat

Ook Dagmar Oudshoorn, oud-voorzitter van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden, erkent dat er sinds vorig jaar stappen zijn gezet. Maar volgens haar moet er op het gebied van herstel nog veel werk worden verzet: “Ik heb het over het wegwerken van achterstanden die de doorwerking zijn van de slavernij.” Het gaat bijvoorbeeld om het bestrijden van ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Oudshoorn vreest dat dat gesprek zal stilvallen in het nieuwe politiek landschap.

Behalve premier Rutte maakte afgelopen jaar ook de koning excuses voor het slavernijverleden. De Stichting Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden wil dat die excuses in de Nederlandse wet worden verankerd en diende daartoe in oktober een verzoek in. Oudshoorn noemt het “zorgelijk” dat de inmiddels grootste partij van het land de excuses van de Nederlandse staat wil intrekken.

Zowel zij als Morishaw erkent dat er over zulke punten in Den Haag nog lang geen overeenstemming is. Toch maken zij zich zorgen, omdat onderwerpen waar consensus over was, nu weer terug op tafel liggen. “Terugkomen van de stappen die zijn gezet, is onverstandig”, zegt Oudshoorn. “Maar we leven in het land van polderen. Ik hoop dat de aanstaande coalitiepartners hier goed over nadenken.”