Acht jaar nadat de eerste Nederlandse F-16 boven Irak vloog, heeft het ministerie van Defensie bekendgemaakt waar luchtaanvallen door Nederland zijn uitgevoerd. Hierdoor kunnen journalisten, ngo’s en Kamerleden voor het eerst controleren hoeveel burgers bij deze bombardementen op IS-doelen zijn omgekomen.

Uit onderzoek van de NOS, Nieuwsuur en NRC blijkt dat er meer burgers zijn gestorven dan tot dusver werd gedacht. Dat werd al jaren vermoed. Hoe kan het dat dit nu pas naar buiten komt? En waarom heeft het acht jaar geduurd voordat Defensie opening van zaken geeft?

Een reconstructie over hoe beloftes niet werden nagekomen, het kabinet leunde op Amerikaanse onderzoeken en het beeld van een schone oorlog jarenlang kon blijven bestaan.

Als het kabinet-Rutte II in 2014 besluit om met Nederlandse F-16’s deel te nemen aan de internationale strijd tegen IS, is de belofte glashelder. Er wordt alléén aangevallen als vooraf uit berekeningen blijkt dat er geen burgers omkomen. Men is in staat “heel gericht en precies de doelen uit te schakelen, zonder nevenschade”, vertelt commandant der strijdkrachten generaal Tom Middendorp aan de Kamer (.pdf).

Mocht het onverhoopt toch misgaan, dan worden “al deze gevallen serieus onderzocht”, belooft toenmalig minister van Defensie Jeanine Hennis een half jaar later. “Als de kans bestaat dat een airstrike burgerslachtoffers heeft veroorzaakt, wordt de melding onderzocht door het land of de landen die op die plaats en tijd luchtaanvallen hebben uitgevoerd.” Bij elk incident zou de Kamer worden geïnformeerd en gedupeerden mogelijk een schadevergoeding krijgen uitgekeerd.

Tenminste, dat is de belofte.

Al snel blijkt dat er bij de precisiebombardementen van de internationale coalitie niet alleen maar IS-strijders omkomen. Als er in de loop van 2015 in internationale media berichten verschijnen over honderden burgerdoden, wil de Tweede Kamer weten of deze aanvallen door Nederland zijn uitgevoerd.

“Voor zover op dit moment bekend, is er geen sprake geweest van Nederlandse betrokkenheid”, schrijft minister Hennis aan de Kamer. Dat is niet waar, zo blijkt later, want op dat moment weet het ministerie van Defensie al dat de Amerikanen onderzoek doen naar een incident dat een paar weken eerder plaatsvond in Hawija – waarbij zeker zeventig burgers omkwamen.

Een paar maanden later gaan de luiken bij Defensie definitief dicht. SP-Kamerlid Harry van Bommel vraagt opnieuw of Nederland echt niet betrokken is bij incidenten en specifiek verwijst naar een rapport waarin ook het incident in Hawija wordt genoemd. “Om operationele redenen en omwille van de binnenlandse veiligheid doen wij geen uitspraken over specifieke gevallen”, luidt het antwoord van het kabinet.

Dit zal het ook het mantra worden van de daaropvolgende kabinetten. De nationale veiligheid en die van de vliegers staat op het spel, is de mededeling. Dat er geen burgers omkomen bij Nederlandse aanvallen, daar moet de Tweede Kamer het kabinet maar op vertrouwen. Pogingen van journalisten van het AD, RTL en de NOS om meer informatie te krijgen over de bombardementen stranden op het argument van de veiligheid.

Hoewel in de loop der jaren steeds duidelijker wordt dat er duizenden burgers omkomen bij internationale luchtaanvallen, lijkt er bij Nederlandse bombardementen nooit iets mis te gaan. De eerste keer dat het ministerie van Defensie bevestigt dat er burgerdoden zijn te betreuren, is pas in 2018. Dat is bijna vier jaar na de start van de missie. Bij één incident zijn burgers omgekomen, bij een tweede “zeer waarschijnlijk”, meldt toenmalig minister Ank Bijleveld van Defensie. Om welke specifieke aanvallen het gaat, vermeldt ze niet.

Van kritiek op het beleid begrijpt het kabinet niets. “Ik vind het eigenlijk onrecht doen aan die mannen en vrouwen die hier dat moeilijke werk doen, om dan te zeggen dat we niet transparant zouden zijn”, zegt minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok tegen EenVandaag. “Het is niet zo dat er bewust informatie achter wordt gehouden.”

Maar dat er wel degelijk relevante informatie niet is gedeeld wordt pijnlijk duidelijk als in 2019 uit onderzoek van de NOS en NRC blijkt dat een van de incidenten waar minister Bijleveld naar verwees, het bombardement betreft dat een hele wijk in Hawija verwoestte. Minister Bijleveld erkent dat Nederland deze aanval heeft uitgevoerd, net als het vergisbombardement op twee familiewoningen in Mosul hetzelfde jaar. Voor het eerst is Defensie open over specifieke incidenten.

Hoewel minister Jeanine Hennis had beloofd bij elk incident te kijken naar compensatie, was dat bij deze twee incidenten niet gebeurd. Volgens Defensie kon dat niet, want dat had “geleid tot het openbaar worden van de exacte locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers”.

Maar ook na 2019 worden, vanwege de veiligheid, gegevens over aanvallen niet gedeeld. Inmiddels is ook duidelijk dat Nederland zelf geen onderzoek doet naar meldingen van burgerdoden, zoals Hennis eerder zei, maar dat overlaat aan het Amerikaanse militaire hoofdkwartier Centcom. “Zij hebben alle kennis en ervaring en kunnen dit met heel veel gezag doen”, zegt premier Mark Rutte begin 2020 over Centcom. “Zij zijn de scheidsrechter.” Dat de Amerikanen grondig onderzoek doen, hoeft de Kamer dus niet te betwijfelen.

Maar ook die belofte blijkt weinig waard.

Twee jaar eerder was het Pentagon namelijk al geïnformeerd dat er wel wat af te dingen viel op de eigen onderzoeken. In 2018 laat de Amerikaanse Defensie zelf onderzoek doen naar de kwaliteit ervan. Honderden onderzoeken worden geanalyseerd. De kwaliteit van de onderzoeken verschillen nogal “en sommige kunnen als beperkend worden opgevat”, is het diplomatieke oordeel van de onderzoekers.

“Het proces is ontworpen om relatief snel door letterlijk duizenden meldingen heen te gaan”, legt Lewis Lawrence, een van de onderzoekers, uit. “Het zijn eigenlijk beoordelingen, we zijn gestopt om het onderzoeken te noemen.” De Amerikanen kijken hierbij vooral naar eigen videobeelden, en hechten nagenoeg geen waarde aan lokale bronnen.

The New York Times komt in 2021 tot dezelfde conclusie nadat de krant via de rechter 1311 onderzoeken had verkregen en meer dan honderd getroffen locaties in Irak en en Syrië bezoekt. Slechts in één geval bezochten Centcom-onderzoekers de plaats van een aanval. Bij slechts twee incidenten hebben ze getuigen of overlevenden gehoord. De documenten laten zien dat “toezeggingen van transparantie en verantwoording plaats hebben gemaakt voor ondoorzichtigheid en straffeloosheid”, concludeert de krant.

Het gevolg: 80 procent van de meldingen doen de onderzoekers van het Pentagon af als ‘ongeloofwaardig’. Van die meldingen hoort niemand meer wat en krijgt ook Nederland geen bericht.

Volgens Defensie ligt dat niet aan de kwaliteit van de onderzoeken. “Voor veel meldingen over mogelijke burgerslachtoffers geldt dat het ontbreekt aan voldoende informatie”, aldus minister Bijleveld tegen de Kamer. Maar Airwars, de ngo die veel met Centcom samenwerkt, ontdekt dat dat argument niet klopt. Ze bekeken 37 gevallen waarin ze alle gevraagde informatie aan Centcom konden aanleveren. In slechts drie gevallen vond Centcom de melding uiteindelijk geloofwaardig.

Na jaren van kritiek presenteert de Amerikaanse minister van Defensie in de zomer van 2022 een “ambitieus en noodzakelijk” actieplan (.pdf) om het aantal burgerdoden te verminderen. Een van de actiepunten is het opzetten van nieuwe procedures voor burgerdodenonderzoeken en daarbij voortaan ook lokale bronnen serieus te nemen.

Rond hetzelfde moment gaat ook het roer om in Nederland, waar een nieuwe minister van Defensie het stokje heeft overgenomen. Sinds de Hawija-debatten is een groep ambtenaren op het ministerie van Defensie bezig om nieuw burgerdodenbeleid te ontwikkelen voor toekomstige missies. Nadat de SP-Kamerlid Jasper van Dijk begin 2022 opnieuw had gevraagd naar alle data en locaties van bombardementen, adviseren ze om daar gehoor aan te geven.

Nadat ook de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid groen licht geeft – de nationale veiligheid blijkt niet in het geding – besluit minister Kajsa Ollongren akkoord te gaan. Wat de keerzijde van deze luchtoorlog is, kan nu alsnog worden onderzocht.