“De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid.” Pieter Omtzigt citeerde deze week artikel 20 van de Grondwet bij de presentatie van het NSC-verkiezingsprogramma. Het is typerend voor de grote rol die bestaanszekerheid en (vooral) armoede spelen in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen. En dit keer niet alleen bij partijen die zich van oudsher sterk voor dit onderwerp inzetten, zoals de SP.

Om beter te begrijpen hoe het gaat met minder welvarend Nederland zetten we het onderwerp ‘bestaanszekerheid’ uiteen in vijf vragen en een serie bijbehorende grafieken.

Nederland is toch een land met relatief kleine inkomensverschillen?

In verhouding met de meeste andere Europese landen is dat inderdaad het geval. Mede omdat Nederlandse kabinetten (via de bekende ‘koopkrachtplaatjes’) steeds weer bijplusten als groepen in de min dreigen te komen. Op de ranglijst van meest ongelijke landen bungelt Nederland zodoende bijna onderaan, samen met onder meer de andere Noord-Europese landen.

Die relatieve gelijkmatigheid zie je ook als je de Nederlandse inkomens gaat uitsplitsen. Negen van de tien huishoudens verdienen in Nederland minder dan 84.000 euro. Er is een vrij kleine groep die boven de 140.000 per jaar uitkomt. Dat het hier bovengemiddeld vaak om ondernemers gaat, blijkt uit het grote bestanddeel ‘winst’ in hun inkomens.

Hoe komt het dan dat er ondertussen steeds meer miljonairs en zelfs miljardairs komen?

Waar in Nederland de verschillen echt gaan tellen, is bij de vermogens. Dan gaat het om bezittingen als woningen, grond, aandelen en ‘aanmerkelijk belang’ in bedrijven. Daar zie je dat de bovenste 10 procent van Nederland bijna 60 procent van het vermogen in handen heeft en de top 1 procent zelfs een kwart.

Volgens zakenblad Quote waren er vorig jaar 47 miljardairs binnen onze grenzen. Terwijl de onderste 10 procent van de Nederlandse huishoudens juist meer schulden heeft dan bezittingen.

Hoeveel mensen in die die onderste groep leven daadwerkelijk in armoede?

Zo’n 800.000, schatte een adviescommissie eerder dit jaar, onder wie ongeveer 200.000 kinderen. De chronische stress die mensen daardoor ervaren werkt volgens de commissie door in gezondheidsproblemen, relatieproblemen, maar ook in minder in actie komen en doorzetten. Arme kinderen leven ongezonder, leren daardoor slechter en hebben minder kans op een goede toekomst.

De armoede beweegt over het algemeen mee met de economie: in de nasleep van de recessie van 2008/2009 was was er bijvoorbeeld een stijging te zien, en vervolgens vanaf 2014 weer een daling. Opvallend is dat de armoede de afgelopen jaren in tijden van sterk stijgende prijzen niet opvallend is toegenomen. Dat is volgens het Centraal Planbureau (CPB) terug te voeren op de miljardenmaatregelen van het kabinet, zoals de energietoeslag.

Eenoudergezinnen (meestal moeders) en alleenstaanden tot 65 jaar zijn vaker dan gemiddeld arm. Niettemin zijn er ook ruim 150.000 huishoudens die betaald werk als belangrijkste inkomensbron hebben, de zogenoemde werkende armen. Dat zijn voor een belangrijk deel zelfstandigen.

Maar het grootste risico om in armoede te leven loop je volgens de adviescommissie als je in de bijstand zit. Dat geldt voor vrijwel alle huishoudtypes, die structureel tekort komen.

Wat is er aan die armoede te doen?

Op dit moment treffen gemeenten overal in het land allerlei maatregelen, naast de bijstand en alle landelijke (belasting)toeslagen die huishoudens kunnen krijgen. Er zijn namelijk gebieden in Nederland die veel meer armoede kennen dan andere.

Om alle inkomensgaten te dichten stelt een gemeente als Zwijndrecht bijvoorbeeld 75 euro kleedgeld per kind beschikbaar en kunnen in Capelle aan den IJssel AOW’ers gratis reizen in het openbaar vervoer. Verantwoordelijke wethouders vinden dit soort inkomensondersteuning eigenlijk helemaal niet hun taak: het Rijk moet in hun ogen er gewoon voor zorgen dat uitkeringen hoog genoeg zijn om van te leven.

Het advies van de eerdergenoemde commissie volgde dezelfde denklijn: verhoog de bijstand, het minimumloon en eventueel ook de huurtoeslag structureel. Daarnaast moeten ook de kinderbijslag en het kindgebonden budget omhoog, vooral de bijdragen voor oudere kinderen. Aan dat alles zit wel een fors prijskaartje: 6 tot 7 miljard euro.

Daarnaast moet het stelsel van sociale zekerheid volgens de commissie duidelijker en simpeler worden, zodat meer regelingen de doelgroep bereiken. Nu weten veel mensen simpelweg niet dat bepaalde regelingen bestaan of ze durven er sinds het toeslagenschandaal geen gebruik meer van te maken, bang dat ze het geld later terug moeten betalen.

Weten we eigenlijk in hoeverre mensen in armoede zelf ook stemmen bij verkiezingen?

Als er iets moeilijk is om te meten, is het dat. Immers: niet-stemmers doen ook zelden mee aan opinie-onderzoek. Maar uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) eerder dit jaar bleek een duidelijke samenhang: hoe lager het inkomen, hoe groter de kans dat iemand niet gaat stemmen. Daarvoor is het vertrouwen in de politiek te laag.