Hugo de Jonge heeft zich tijdens de coronapandemie, toen hij minister van Volksgezondheid was, “actief bemoeid” met een zaak tegen een huisarts die tegen de regels in onbewezen middelen voorschreef aan zijn patiënten. Dat schrijft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De bemoeienis van De Jonge is voor het college reden om de huisarts een lagere straf op te leggen.

Aanvankelijk kreeg de huisarts een berisping, omdat hij tijdens de coronaperiode mensen adviseerde om middelen tegen malaria of darmwormen in te nemen. Nooit is bewezen dat die medicijnen daadwerkelijk helpen tegen het virus.

Ook verweet de inspectie hem dat hij mensen een verklaring liet tekenen, voordat ze een coronavaccinatie kregen. Het Centraal Tuchtcollege vindt dat de huisarts daarmee inderdaad zijn boekje te buiten is gegaan, maar de berisping wordt omgezet in een waarschuwing, een mildere straf.

In de uitspraak in de beroepszaak schrijft het college dat De Jonge zich persoonlijk met de zaak bemoeide door er bij de inspectie op aan te dringen dat er “disciplinerend” zou worden opgetreden tegen de huisarts. Hij zou ook de vraag hebben gesteld waarom de huisarts “überhaupt nog praktijk mag uitoefenen, gelet op alle uitingen”.

Karakter van een proefproces

Volgens het college lijkt het erop “dat de wens van de toenmalige minister er, minst genomen, aan heeft bijgedragen dat de inspectie wel erg doortastend is opgetreden tegen de huisarts. Ook is het aannemelijk dat de zaak het karakter van een proefproces heeft gekregen”.

Het tuchtrecht is niet bedoeld om dokters aan te pakken die “in de ogen van het ministerie lastig zijn”, waarschuwt het college.

Bovendien was het begin van de coronaperiode onzeker en uitzonderlijk. “Zowel het medische als juridische pad was nog niet geplaveid”, staat in het vonnis. De huisarts handelde “vanuit oprechte betrokkenheid met en zorgen over zijn patiënten”.

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is niet blij met de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege. Volgens de toezichthouder is er in crisissituaties “altijd politieke en maatschappelijke druk”, maar de IGJ heeft naar eigen zeggen ook in deze zaak onafhankelijk en eigenstandig geoordeeld.