Net als twee jaar geleden is asielmigratie een van de meest besproken thema’s in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen. Maar daarnaast groeit in Den Haag het besef dat er meer grip moet komen op die andere groep: arbeidsmigranten. Uitbuiting, overlast, dakloosheid: de problemen met arbeidsmigranten nemen toe. Wat zijn volgens experts de opties voor een nieuw kabinet?

Eerst de cijfers. Al jaren komt de overgrote meerderheid van de immigranten naar ons land om hier te werken, arbeidsmigranten dus. In 2023 – het meest recente jaar met complete cijfers – kwamen bijna 100.000 arbeidsmigranten naar Nederland, inclusief gezinshereniging. In hetzelfde jaar kwamen ruim 36.000 asielmigranten, inclusief hun gezinsleden, naar Nederland.

EU-uitbreiding

Een belangrijk omslagpunt in de toename van arbeidsmigratie in Nederland was de uitbreiding van de Europese Unie in 2004, toen veel Midden- en Oost-Europese landen erbij kwamen. Inwoners van die landen kregen daardoor het recht om te wonen en werken in andere EU-lidstaten. In de eerste jaren waren dat vooral Polen. Toen in 2007 ook Bulgarije en Roemenië EU-lid werden, kwamen ook veel mensen uit die landen naar West-Europa.

Asielmigratie speelt al jaren een grote rol in het politieke debat. Het huidige kabinet streefde naar “het strengste asielbeleid ooit”. Arbeidsmigratie kreeg veel minder aandacht. Vorige week zei de Sociaal Economische Raad (SER) dat de overheid zich actiever moet bezighouden met arbeidsmigratie.

Veel politieke partijen zien dit inmiddels ook. Waar in de verkiezingsprogramma’s van de grootste partijen in 2017 het woord arbeidsmigratie nauwelijks viel, wijden nu bijna alle partijen er een apart hoofdstuk aan. Van de grootste partijen noemt alleen de PVV arbeidsmigratie niet in het verkiezingsprogramma.

Politiek duider Arjan Noorlander:

“De migratie-aanpak is al tientallen jaren hét hete hangijzer in de Haagse politiek. Asielmigratie roept de meeste emotie op terwijl arbeidsmigratie een veel grotere omvang heeft.

Je ziet wel steeds meer partijen ook arbeidsmigratie als specifiek probleem benoemen, simpelweg omdat de overlast is toegenomen. Maar zeker rechtse partijen doen dit, in vergelijking met asielmigratie, veel voorzichtiger, omdat bedrijven en de economie die mensen ook nodig hebben.”

Volgens hoogleraar migratierecht Tesseltje de Lange is er in de afgelopen twintig jaar, sinds het aantal EU-arbeidsmigranten sterk toenam, nauwelijks beleid gevoerd om hier grip op te krijgen. “Zo ontstond er een wildgroei aan uitzendbureaus die een verdienmodel zagen in migranten uit Midden- en Oost-Europa. Maar controle was er niet.”

In de afgelopen jaren zijn er meerdere rapporten verschenen over hoe sturing te geven aan arbeidsmigratie. Een terugkerend advies: Nederland moet minder inzetten op arbeidsmigranten in laagbetaalde sectoren – denk aan de vleesverwerkingsindustrie, distributiecentra en de glastuinbouw – en meer op de gezondheidssector, tech en de energietransitie. Deze rapporten wijzen ook op de misstanden rondom arbeidsmigranten in laagbetaalde banen, zoals uitbuiting en schrijnende woonsituaties.

Arbeidsmigranten zorgen op veel plekken in Nederland ook voor overlast, zoals in Roosendaal. Bewoners vinden dat niet de schuld van de migranten zelf:

Het merendeel van de laagbetaalde arbeiders komt uit EU-landen. Vanwege het vrij verkeer van personen kun je daar met direct beleid eigenlijk niets tegen doen, zegt hoogleraar economie Olaf Van Vliet. “Met indirect beleid kan dat wel.” Als voorbeeld noemt hij een hogere CO2-heffing in de glastuinbouw. “Dat verhoogt de kosten voor bedrijven, waardoor er minder geld is om nieuwe mensen aan te nemen.”

Een andere mogelijkheid is innovatie, zegt hoogleraar De Lange. “Je kunt bedrijven bijvoorbeeld subsidie geven voor robotisering, waardoor minder arbeidskrachten nodig zijn. Want juist omdat er goedkope arbeiders zijn, worden bedrijven nu niet gestimuleerd om te innoveren.”

Zo zijn er nog veel andere knoppen waar een nieuw kabinet aan kan draaien. Welke knoppen dat moeten worden, is volgens Van Vliet vooral een politieke keuze, niet zozeer een economische. “Ga je inzetten op de chipindustrie, de tuinbouwsector, de vleesindustrie? Een partij als de BBB zal een andere keuze maken dan bijvoorbeeld GroenLinks-PvdA.”

Daarbij moeten partijen zich afvragen wat ze belangrijker vinden, zegt de econoom. “Enerzijds dragen die sectoren bij aan de economie, anderzijds leidt het tot druk op de woningmarkt en stikstofruimte. De politiek moet de afweging maken wat zwaarder weegt.”

Onderwijsbezuinigingen

Van Vliet wijst ook op een ander punt: bezuinigingen in het onderwijs. Want hoewel alle rapporten adviseren een kenniseconomie na te streven, staan die bezuinigingen daar haaks op. “De politieke conclusie is vaak: we willen meer mensen voor hoogwaardige banen. Als je dat wilt, moet je niet zorgen dat je kampioen bent in die laagbetaalde sectoren, maar investeren in opleidingen die nodig zijn voor hoogproductieve banen.”

Hoogleraar De Lange noemt daarnaast het onbenut potentieel van asielzoekers. “Zij mochten lang nauwelijks werken. Nu mag dat wel, maar het is administratief belastend voor werkgevers. En voor vluchtelingen blijft het moeilijk om op hun kennisniveau aan een baan te komen.”

Tot slot benadrukt econoom Van Vliet dat het te kort door de bocht is om immigratie de schuld te geven van problemen als de vastgelopen woningmarkt. “Ja, meer immigranten zorgen voor meer vraag, maar ook zonder immigratie zouden we een flink vraagstuk hebben op de woningmarkt.”