Nu de klus van informateur Buma klaar is, en D66, VVD en CDA verder moeten onderhandelen over een “stabiel kabinet”, is er nog altijd kans op een minderheidskabinet. Nederland heeft daar amper ervaring mee, in tegenstelling tot Scandinavische landen. Wat valt er van hen te leren?
Politicologen uit Denemarken en Zweden zijn positief over minderheidskabinetten. Tegelijkertijd waarschuwen ze dat hun politieke systemen en “mores” verschillen van die in Nederland.
Een minderheidskabinet is een regering die bestaat uit partijen die geen meerderheid hebben in het parlement. Als ze wetten willen invoeren, moeten ze steun zoeken bij een of meerdere partijen die niet in de regering zitten.
Kabinet-Rutte I (2010-2012), dat bestond uit VVD en CDA, was het laatste minderheidskabinet. Al zien sommigen dat anders: de PVV gaf destijds gedoogsteun, waardoor het veel weg had van een reguliere meerderheidsregering. Het bleek een ongelukkig politiek huwelijk dat al na anderhalf jaar strandde.
Het laatste échte minderheidskabinet dateert uit 1939: kabinet-Colijn V hield het toen slechts enkele dagen vol.
Kans op minderheidskabinet
Informateur Buma diende vandaag zijn eindverslag in. Daarin staat dat D66, CDA en VVD verder gaan praten in de formatie. Zowel de meerderheid- als de minderheidsvariant ligt nog op tafel.
In het verslag staat onder meer dat GroenLinks-PvdA en JA21 een eventuele minderheidscoalitie niet structureel willen steunen. Voor D66 heeft een minderheidscoalitie de voorkeur boven een coalitie met JA21. VVD wil niet in een coalitie met GroenLinks-PvdA, maar ziet “een vorm van parlementaire samenwerking” met hen wel zitten.
In Zweden en Denemarken zijn de meeste kabinetten minderheidskabinetten. In Noorwegen de afgelopen vijftig jaar zelfs allemaal. Die kabinetten zitten doorgaans de hele rit uit en leveren stabiel beleid op, vertelt de in Denemarken geboren politicoloog Claes de Vreese van de Universiteit van Amsterdam.
De Denen doen het anders dan Rutte I. Zij kiezen niet één gedoogpartij (wat hier de PVV was) maar hanteren een vrijere variant. De coalitiepartij of -partijen schrijven een regeerakkoord op hoofdlijnen, “en dan is het de kunst om per onderwerp aansluiting te krijgen bij andere partijen.”
Maar er is een groot verschil, ziet De Vreese. Nederland heeft ook een Eerste Kamer die akkoord moet gaan met regeringsbeleid. Het is van belang dat coalities ook daar een meerderheid hebben. Scandinavische landen hebben zo’n Eerste Kamer niet.
Daarnaast kennen Scandinavische landen een structuur van blokkenpolitiek: alle partijen horen bij een links of rechts blok. Partijen uit hetzelfde blok zijn doorgaans loyaal aan elkaar en steunen in de meeste gevallen de regeringspartij uit hun blok. Nederland heeft die loyaliteitstraditie niet of minder.
Uiteindelijk is de opstelling van oppositiepartijen misschien nog wel het meest bepalend voor het succes van een minderheidskabinet, stellen beide politicologen. De Vreese: “Die moeten bereid zijn deals te sluiten, en niet bij de eerste de beste kwestie dat ze niet hun zin krijgen een motie van wantrouwen indienen.”
Dat laatste zou in Nederland een probleem kunnen zijn: het aantal moties van wantrouwen ligt al jaren relatief hoog. Dat lijkt niet los te zien van de verharding van het debat in politiek Den Haag.
In Scandinavië is juist een sterke traditie van “constructieve oppositie”, zegt de Zweedse politicoloog Maria Thürk van de Universiteit van Uppsala. “Partijen gaan met elkaar aan tafel met de intentie er samen uit te komen.” De Vreese beaamt dat: “In Denemarken heerst een norm van: compromissen sluiten, elkaar wat gunnen en ook vertrouwen hebben dat je er gezamenlijk uitkomt. Dus dat zit ‘m echt in de politieke cultuur.”
ChristenUnie en 50PLUS enthousiast
Een minderheidskabinet is volgens De Vreese juist voor kleinere oppositiepartijen aantrekkelijk. “Zij kunnen invloed uitonderhandelen en zich profileren op inhoud.” Vooral ChristenUnie en 50PLUS hebben wel oren naar zo’n constructie, zeiden ze vorige week tegen Nieuwsuur. Ook FvD, SP, SGP, PvdD, en Volt lieten weten in meer of mindere mate open te staan voor het af en toe steunen van regeringsbeleid.
Politicoloog Thürk deed onderzoek naar minderheidskabinetten en trok een conclusie die kleine oppositiepartijen met belangstelling zullen lezen. Ze zag dat oppositiepartijen die slechts sporadisch aansluiten bij kabinetsplannen minder risico lopen op zetelverlies bij volgende verkiezingen. “Partijen die expliciet gedoogsteun leveren, zoals de PVV in Rutte-I, lopen dat risico wel. Maar uit ons onderzoek blijkt dat partijen die per onderwerp bepalen of ze de coalitie steunen, geen verlies lijden.”
‘Riskant experiment’ in crisis?
Het nieuwe kabinet krijgt een aantal pittige dossiers voor de kiezen. Volgens GroenLinks-PvdA-leider Jesse Klaver is een minderheidsvariant een “riskant experiment” nu de wereld “in de fik” staat. Hij wil daarom een volledige aanpak van problemen en niet losse keuzes per onderwerp.
Maar crises hoeven geen reden te zijn ‘op safe’ te spelen, zegt Thürk. “Een minderheidskabinet waarbij per kwestie steun wordt gezocht, functioneert doorgaans goed in een crisis. De flexibiliteit die zo’n kabinet heeft bij het zoeken van steun kan juist enorm helpen.”