Hij was misschien wel hét symbool van de vrijheid van meningsuiting: regisseur, columnist én ruziezoeker Theo van Gogh. Dit jaar twintig jaar geleden werd hij vermoord. Volgende week komt een vuistdikke biografie uit over het leven van Van Gogh. “Hij is altijd provocerend gebleven.”

Al op jonge leeftijd had Van Gogh de overtuiging dat vrijheid van meningsuiting absoluut moest zijn, vertelt biograaf Jaap Cohen. Hij is de zoon van Job Cohen, die ten tijde van de moord op Van Gogh burgemeester was in Amsterdam. Voor de biografie De Bolle Gogh sprak hij meer dan 150 familieleden, collega’s, vrienden en vijanden over Van Gogh.

Cohen putte hiervoor onder andere uit Van Gogh’s eigen persoonlijke archief dat in maar liefst twintig dozen is opgeslagen in het Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. “Uit alle periodes van zijn leven heeft hij spullen bewaard. Schoolrapporten van de lagere school, notitieblokken, medische gegevens en brieven. Heel veel brieven”, zegt Cohen.

Het ongehinderd ventileren van zijn gedachten zat er al vroeg in, ontdekte Cohen. Zo schreef een leraar in een van die schoolrapporten: ‘Hij heeft zo zijn eigen oordeel over de dingen en steekt die mening ook niet onder stoelen of banken’. Cohen: “Dat zie je in zijn latere leven terug.”

Vermoord

Van Gogh werd op 2 november 2004 op 47-jarige leeftijd op straat neergeschoten en neergestoken door de radicale moslim Mohammed B. die vond dat Van Gogh de islam had beledigd, onder meer met zijn film Submission over de positie van vrouwen binnen de islam.

Zeven jaar werkte Cohen aan de biografie over de man die hem al van jongs af aan fascineert. “Ik ben zelf in de jaren 90 opgegroeid. Je wist bij Van Gogh nooit wat je kon verwachten. En zijn columns waren zo hard en grof, hij probeerde mensen echt in hun ziel te raken. Ik stond daarvan versteld en dacht: hoe kun je dit schrijven? Waarom zeg je dit nou?”

Een antwoord op die vragen vindt Cohen in Van Gogh’s vermogen om moeiteloos de zwakke plekken van mensen te kunnen vinden. “Hij kon mensen heel goed lezen. Hij gebruikte dat talent voor interviews en voor mooie vriendschappen, maar dus ook op een omgekeerde manier. Hij wist precies op welke knoppen hij moest drukken om reacties uit te lokken.”

Dat beaamt goede vriend en filmproducent Gijs van der Westelaken. “Als hij eenmaal een slachtoffer had, als iemand op de grond lag, dan moest die ook op de grond blijven. De taak van een columnist is ook op zijn tijd om te beledigen, en dat kon hij als geen ander.”

Schrijfster Lale Gül vindt dat de samenleving niets is opgeschoten in de afgelopen twintig jaar. “Het zegt veel dat er nog geen nieuwe Van Gogh is opgestaan.”

Op gevoelige knoppen drukken deed Van Gogh bij mensen, maar ook bij onderwerpen. In de jaren 90 was ‘de multiculturele samenleving’ een thema waarvan hij merkte dat het veel reacties uitlokte, vertelt Cohen. “In die tijd was het veel ingewikkelder om je daar scherp over uit te spreken. Dat werd eerst gedaan door Frits Bolkestein (toenmalig VVD-voorman, red.) en later door Pim Fortuyn. Van Gogh sprak er alleen niet over in beschaafde termen. Hij deed dat op zijn eigen manier en dat was vaak heel grof.”

Van Gogh maakte met deze aanpak geen vrienden, maar als hij kritiek kreeg, bond hij niet in. “Dan deed hij er juist een schepje bovenop. Voor Van Gogh stond de vrijheid van meningsuiting gelijk aan de vrijheid om te mogen beledigen.”

Bedreigingen

In de loop van de jaren negentig werden de bedreigingen aan het adres van Van Gogh steeds heftiger. “Die moet hij hebben meegekregen, maar in zijn ogen was de aanval de beste verdediging”, zegt Cohen. “Hij deed alsof hij niet bang was en ik denk dat hij zichzelf er ook van probeerde te overtuigen dat hij niet bang hoefde te zijn. Maar hij had wel degelijk door dat hij gevaar liep.”

“Met de kennis van nu zou je dat roekeloos kunnen noemen, of naïef. Politici en bekende Nederlanders worden veel meer dan vroeger beveiligd, ook vanwege bedreigingen op social media. Dat is de keerzijde, maar ik denk niet dat Theo van Gogh een alternatief zou zien. Hij zou zichzelf nooit hebben ingetoomd.”