Dries van Agt, die maandag op 93-jarige leeftijd samen met zijn vrouw overleed, was een eigenzinnige Brabander, die in 1971 bij toeval als minister in de politiek belandde, en daarin elf jaar lang een van de hoofdrolspelers zou blijven. Van een progressieve jurist ontwikkelde hij zich tot de kampioen van conservatief Nederland, mede dankzij zijn openlijk geëtaleerde en misschien gespeelde weerzin tegen de politiek in het algemeen en tegen links in het bijzonder.
Zijn rol als buitenstaander in Den Haag onderstreepte hij onder meer met zijn ongeëvenaarde archaïsche taalgebruik en zijn passie voor wielrennen, een sport die hij vaak belangrijker leek te vinden dan de politiek.
Bekijk hier een terugblik op zijn carrière:
Van Agt werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Daarvoor was hij namens de Katholieke Volkspartij (KVP) minister van Justitie in de kabinetten-Biesheuvel en Den Uyl. In het kabinet-Den Uyl was hij ook vicepremier.
De Drie van Breda
Als minister van Justitie kwam Van Agt meermalen hard in botsing met de Tweede Kamer. De eerste keer dat dat gebeurde was in 1972 toen hij ‘de Drie van Breda’ wilde vrijlaten. Van Agt voerde aan dat een langer verblijf in de gevangenis van deze drie tot levenslang veroordeelde Duitse oorlogsmisdadigers geen zin had.
Hij had al voorspeld dat het niet goed zou vallen als hij “als ariër” de drie zou voordragen voor gratie. Voor zijn Joodse voorganger Polak zou dat makkelijk zijn geweest – een opmerking waarvoor hij later excuus aanbood. Toch werd hij verrast door de heftigheid van de reacties, onder meer van het voormalige verzet en van slachtoffers van de Duitse oorlogsmisdaden. Van Agt werd zo ernstig bedreigd dat hij met zijn gezin moest onderduiken.
Onder de indruk van het maatschappelijk verzet vroeg de Tweede Kamer in een motie af te zien van gratie. De Drie van Breda bleven vastzitten, een van hen overleed later in gevangenschap en de andere twee werden in 1989 alsnog vrijgelaten.
Abortus
Als informateur was Van Agt een van degenen die het kabinet-Den Uyl mogelijk maakten, hoewel de confessionelen daarin met zes ministers zwaar ondervertegenwoordigd waren. PvdA-leider Den Uyl zag Van Agt aanvankelijk als een bondgenoot tegen conservatievere confessionelen, maar in de loop der tijd werd Van Agt zijn belangrijkste tegenstander.
Van Agt werd een mikpunt van links Nederland door zijn verzet tegen de legalisering van abortus en zijn pogingen om de abortuskliniek Bloemenhove in Heemstede te sluiten. Hij vond dat het ongeboren leven moest worden beschermd, want: “Een foetus is geen blindedarm”. Bij de socialisten wekte hij weerzin door in de Kamer gedetailleerd een abortus te beschrijven en door uitspraken als “artsen aborteren maar raak, er is geen moreel houvast meer”.
Toen Van Agt in 1976 de sluiting van Bloemenhove aankondigde, belde PvdA-minister van Volksgezondheid Irene Vorrink feministische activisten die daardoor op tijd ter plekke waren om de politie tegen te houden. Na een bezetting van twee weken stelde de rechter de actievoerders in het gelijk: de kliniek mocht niet dicht.
Menten
Een andere heikele kwestie was de zaak-Pieter Menten. Van Agt werd ter verantwoording geroepen omdat de van oorlogsmisdaden verdachte kunsthandelaar na een tip over zijn aankomende arrestatie naar Zwitserland was vertrokken. Een groot deel van de Tweede Kamer nam het Van Agt kwalijk dat hij, ondanks de naderende arrestatie, voor een retraite naar een klooster in Roemenië was vertrokken.
PvdA-Kamerlid Kosto trok naar aanleiding van deze kwestie Van Agts bekwaamheid in twijfel en zei dat hij alleen mocht blijven zitten omdat anders het kabinet-Den Uyl zou vallen. Van Agt was hierdoor diep gegriefd, ook omdat Den Uyl hem niet verdedigde.
De verhouding tussen Van Agt en Den Uyl was complex, mede door karakterologische verschillen. Waar Den Uyl politiek ademde en het belang van politiek sterk benadrukte, werd dat door Van Agt juist gebagatelliseerd. De ex-calvinist Den Uyl en de bourgondische katholiek Van Agt begrepen elkaar ook niet en hadden een totaal andere levensstijl. Waar Van Agt bijvoorbeeld hechtte aan stijlvol eten en een goed glas wijn, was voor Den Uyl eten een noodzakelijk kwaad, dat zo snel mogelijk afgewerkt moest worden.
Den Uyl zei eens over Van Agt: “Je weet wel wat hem drijft, maar niet waarheen.” Van Agt bracht het kabinet-Den Uyl in maart 1977, vlak voor de eindstreep, ten val over de grondpolitiek, een van de punten waarop de PvdA de maatschappij wilde hervormen.
Van Agt was ten tijde van de Menten-kwestie al benoemd tot lijsttrekker van het CDA, de naam waaronder de confessionele partijen voor het eerst als één lijst meededen aan de verkiezingen. Als CDA-leider sloeg hij een conservatieve toon aan. Hij riep op tot een ethisch reveil en maakte duidelijk dat hij niet voor de socialisten wenste te buigen. Dat maakte hem populair bij de achterban, maar leidde er ook toe dat meer progressief gerichte confessionelen als ARP-leider Aantjes steeds meer moeite met hem hadden.
Treinkaping
Twee dagen voor de verkiezingen kaapten Molukse jongeren een trein bij het dorp De Punt in Drenthe en gijzelden een school in Bovensmilde. Het kabinet vormde een crisisteam waarin de verschillen tussen Den Uyl en Van Agt opnieuw aan de oppervlakte kwamen.
Den Uyl wilde de kaping niet met geweld beëindigen, maar op initiatief van Van Agt besloot het crisisteam na drie weken met drie tegen twee stemmen toch geweld in te zetten. Bij de bestorming van de trein door mariniers kwamen zes kapers en twee gegijzelden om het leven. Molukse nabestaanden klaagden de Staat in 2015 aan omdat de mariniers opdracht zouden hebben gekregen de kapers te executeren. Van Agt is dit altijd blijven ontkennen.
Uitputtingsslag
Ondanks de kaping waren de verkiezingen doorgegaan. De PvdA haalde met 53 zetels (tien zetels winst) haar beste uitslag ooit. Het CDA kreeg er 49, waarmee de neergang van de confessionele partijen was gestopt. Een tweede kabinet-Den Uyl leek onvermijdelijk, maar mede door de slechte verhouding tussen Den Uyl en Van Agt kwam het er toch niet van.
De onderhandelingen tussen PvdA, CDA en D66 liepen uit op een uitputtingsslag van meer dan vijf maanden. Ze mislukten uiteindelijk doordat de PvdA een blokkade opwierp tegen een terugkeer van Van Agt op Justitie.
Van Agt ging daarna met VVD-leider Wiegel praten, met wie hij het uitstekend bleek te kunnen vinden en met wie hij het verrassend snel eens werd.
De foto waarop ze bij kaarslicht en met een glas wijn in restaurant Le Bistroquet zitten, werd iconisch:
Na een formatie van 208 dagen stond er tot verbijstering van links Nederland een kabinet van CDA en VVD op het bordes, met Van Agt als premier en VVD-leider Wiegel als vicepremier. De basis van het kabinet was wankel. CDA en VVD hadden maar 77 zetels en zes CDA’ers onderschreven het regeerakkoord niet omdat ze liever met de PvdA wilden regeren.
Het kabinet-Van Agt I had stevige, zij het voorlopig weinig concrete bezuinigingsplannen. Ze werden uitgewerkt onder de naam Bestek ’81, maar er kwam uiteindelijk weinig van terecht. Ook omdat de CDA-fractie onder leiding van Ruud Lubbers er stevige bressen in sloeg. Mede daardoor is Van Agt altijd wat neerbuigend over Lubbers blijven praten.
Ten tijd van het kabinet-Van Agt raakte Nederland in een diepe economische crisis en liep het financieringstekort op tot ongekende hoogten. Minister van Financiën Andriessen trad in 1980 af uit wanhoop over het gebrek aan steun binnen het kabinet voor de noodzakelijke bezuinigingen.
Vechtkabinet
Na de verkiezingen van 1981 moest Van Agt tot zijn verdriet opnieuw met de PvdA regeren, omdat CDA en VVD samen geen meerderheid meer hadden. De formatie verliep opnieuw zeer moeizaam. Van Agt tergde zijn onderhandelingspartners door een keer veel te laat te komen: hij was bij de wielerronde van Boxmeer, een criterium na de Tour. Uiteindelijk kwam het kabinet-Van Agt II er toch, met Den Uyl als vicepremier en ‘superminister’ van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Hij werd een vechtkabinet, dat na acht maanden viel toen de PvdA-ministers opstapten na een conflict over bezuinigingen. Het CDA vond forse bezuinigingen onvermijdelijk, maar vooral Den Uyl wilde daar niet aan. Hij wilde, ook tot wanhoop van zijn PvdA-collega’s, geld voor zijn banenplannen.
De achtergebleven CDA- en D66-bewindslieden vormden het kabinet-Van Agt III, met als belangrijkste taak het voorbereiden van verkiezingen.
Pal na de vervroegde verkiezingen van 1982 en nog tijdens de formatie, maakte CDA-leider Dries van Agt plotseling zijn vertrek uit de politiek bekend. Hij was moegestreden, wilde meer tijd aan zijn familie besteden en verdween, zoals hij zei, “in de melancholieke nevelen van de herfst”. Hij droeg het stokje over aan Ruud Lubbers, die premier werd.
Pleitbezorger Palestijnse zaak
Na zijn vertrek uit Den Haag was Van Agt nog commissaris van de koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur in Japan en de Verenigde Staten.
Vanaf het begin van de 21ste eeuw wierp hij zich op als pleitbezorger van de Palestijnse zaak. Hij schreef er een boek over, Een schreeuw om recht en leidde een burgerinitiatief met als doel: een debat in de Tweede Kamer over de bouw van een muur door Israël op de Westelijke Jordaanoever.
Mede door zijn betrokkenheid bij het conflict in het Midden-Oosten vervreemdde hij van het CDA. Na de verkiezingen van 2017 maakte hij bekend dat hij GroenLinks had gestemd. Tegelijk bleef hij het belang van politiek in Nederland relativeren. Zoals hij eens had gezegd tijdens de mislukte formatie van het tweede kabinet-Den Uyl: we zijn een klein land op een kleine planeet in een groot heelal.
Op de vraag hoe hij later herinnerd zou worden, antwoordde hij met een hem typerende, archaïsche volzin: “Als een clair-obscur, dat straks in de herinnering zal vervagen als het veelkleurig loofbos onder de melancholieke nevels van de herfst.”
Na zijn overlijden zorgde Van Agt nog voor een laatste verrassing doordat bekend werd dat hij samen met zijn vrouw Eugenie hand in hand was overleden. In zekere zin is die euthanasie symbolisch voor zijn werdegang van conservatief tot progressief.
Het is ook tekenend voor het goede huwelijk dat hij had. In zijn tijd als CDA-leider en premier zei hij geregeld dat hij haar advies inwon. En ook op hoge leeftijd bleef zij over hem waken.
Eind 2019 vertelde hij dat hij tot die zomer geregeld op de racefiets had gezeten, maar toen ineens in een bocht onzeker was geworden. Hij had dat aan zijn vrouw verteld. “Heel dom”, zei hij, “want nu verbood zij mij natuurlijk ooit nog op de racefiets te stappen.” Maar ze had wel gelijk besefte hij, en hij liet zijn verzameling racefietsen voortaan in de schuur hangen.