Of het een grote stap is van een zetel in de Tweede Kamer namens de Socialistische Partij naar het voorzitterschap van de Nederlandse Vechtsportbond? “Ach, dat valt reuze mee”, bezweert Peter Kwint.
Als hij eerlijk mag zijn, ziet hij vooral één grote overeenkomst. “Het is allebei een kwestie van strijd voeren.”
Jasje
De man die als politicus beroemd werd in Nederland toen hij in 2018 door Kamervoorzitter Khadija Arib werd berispt, omdat hij zich gekleed in een t-shirt meldde bij een debat (“meneer Kwint, waar is uw jasje?”), weet waar hij aan begint. Zes jaar roeide hij namens de SP tegen de stroom in. Hem wacht hetzelfde lot in zijn hoedanigheid van leidsman van een sportbond die al bij oprichting (voor)oordelen bekampt.
Het imago van het Nederlandse kickboksen, thaiboksen en mixed martial arts (MMA), de drie sporten die de Nederlandse Vechtsportbond vertegenwoordigt, vraagt om verbetering. De 38-jarige Kwint is de laatste om dat te ontkennen en de eerste om tegelijkertijd een kleine nuance te plaatsen. “De situatie is gelukkig vele malen beter dan een jaar of tien geleden.”
Tussen 2017 en 2022 was Kwint verbonden aan de Vechtsportautoriteit, die zich als toezichthouder richtte op sportoverstijgende maatregelen in nauwelijks te reguleren takken van de vechtsport. Een handvol maatregelen, van het invoeren van digitale wedstrijdboekjes en licentiesystemen tot het monitoren van de kwaliteit van vechtsportscholen moest duidelijkheid scheppen in de chaos die heerste.
“We hadden op een gegeven moment te maken met negentien organisaties. Er was sprake van een ongelofelijke wildgroei. Iedereen die een promotor kon helpen aan een aantal dokters en officials, kon zich een bond noemen. Sterker, iedereen die een eigen evenement organiseerde in zijn sportschool mocht aan het einde van de avond de winnaar uitroepen tot wereldkampioen.”
Met gezond cynisme: “Het is heel erg leuk dat mensen van mijn leeftijd op die manier ook nog een keertje een wereldtitel in de wacht kunnen slepen. Maar voor de uitstraling van de sport is dat natuurlijk niet bevorderlijk.”
Verhoeven
Van de negentien bonden bleven er uiteindelijk negen over onder de paraplu van de Nederlandse Vechtsportbond, die zich naar verwachting in 2024 formeel kan aansluiten bij nationale sportkoepel NOC*NSF. Dat Rico Verhoeven zich achter het initiatief schaart, is volgens Kwint mooi meegenomen. En meer ook niet.
“Het stadium dat we volledig afhankelijk zijn van één of twee grote namen, ligt achter ons. De officiële presentatie van de Nederlandse Vechtsportbond is eigenlijk het sluitstuk van een grote verandering die we enkele jaren geleden zijn gestart.”
Nederland telt momenteel 19.000 atleten die in het bezit zijn van een zogeheten vechtpaspoort en een slordige 450.000 recreatieve beoefenaars die gecertificeerde vechtsportscholen bezoeken. “Ik denk dat er nog veel meer uit deze sport valt te halen nu we over een nationale bond beschikken met een duidelijke structuur”, zegt Kwint.
“Alleen al het feit dat we ons aansluiten bij NOC*NSF maakt groot verschil in aanzien. En dat we straks volgens plan per gewichtsklasse één officiële Nederlandse kampioen hebben, zal ook een hoop veranderen in het aanzien. Ik hoop dat de tijd dat 28 verschillende mensen zich zo mogen noemen snel achter ons ligt.”
Een misschien nog wel groter voordeel, volgens Kwint: wie in de toekomst onder de vlag van de Nederlandse Vechtsportbond in het strijdperk treedt, zal zich moeten confirmeren aan het Nationaal Dopingreglement. “Da’s mooi. Al besef ik terdege dat vast niet iedereen in de Nederlandse vechtsport er hetzelfde over denkt als ik.”
Dopinggebruik
Tussen 2017 en 2022, toen Kwint bestuurslid was van de Nederlandse Vechtsportautoriteit (die als toezichthouder fungeerde in het toen nog ongeorganiseerde kickboksen, thaiboksen en MMA), hoorde hij al verhalen over grootschalige doping in de vechtsport. “Het gebruik van verboden stimulerende middelen was bijna gemeengoed geworden. Het bleek bijvoorbeeld dat het totaal geen taboe was tijdens gesprekken in de kleedkamer.”
“Niet alleen in de wereldtop wordt gebruikt. Ook de accountant die het druk heeft op zijn werk en toch de ring wil instappen, grijpt naar de spuit. Gewoon, omdat hij zich in drie maanden wil voorbereiden in plaats van het half jaar dat daar normaliter voor staat.”
“Iedere sportbond zegt tegen doping te zijn”, vervolgt Kwint. “En dat is terecht. Alleen komt daar bij ons nog wel een extra component bij kijken. Op het moment dat jij op kunstmatige manier je kracht oppompt, ben jij veel te sterk voor de gewichtsklasse waarin je uitkomt. Dan is er een gerede kans dat je substantiële schade aanricht bij je tegenstander, die minder sterk is.”
Dat maakt de verplichting van de Nederlandse Vechtsportbond om daar een voortrekkersrol in te nemen groot, zegt Kwint. “Ongetwijfeld zal dat wel eens tot een positieve test resulteren. Het zij zo. Wie niet horen wil, moet maar voelen.”