In het tweede schooljaar na corona zijn er nog altijd zorgen over de stand van zaken in het basis-, voortgezet, mbo en hoger onderwijs. Zo kampt een deel van de leerlingen en studenten met mentale problemen, blijkt uit een voortgangsrapportage die het kabinet aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Uit die vijfde rapportage over de gevolgen van corona voor het onderwijs blijkt dat er “weer lichtpuntjes” zijn. Leerlingen op de basisschool leren over het algemeen weer net zo snel als voor de pandemie, het aantal studenten met studievertraging daalt en minder studenten vallen uit. Ook is het aantal leerlingen dat slaagt voor zijn eindexamen weer bijna op het oude niveau.

In het primair onderwijs is het verschil tussen leerlingen met een lagere of hogere sociaal-economische achtergrond kleiner geworden. Corona had de kansenongelijk tussen die twee groepen groter gemaakt.

‘Langdurige impact’

“Maar tegelijkertijd blijven er zorgen”, schrijven de demissionaire onderwijsministers Dijkgraaf (hoger Onderwijs) en Paul (basis- en voortgezet onderwijs. “De pandemie heeft helaas een grote en langdurige impact op de mentale gezondheid van veel studenten.”

En ook in het basis- en voortgezet onderwijs “zijn we er zeker nog niet”. Met name leerlingen in de bovenbouw van de basisscholen en de onderbouw van de middelbare scholen presteren nog steeds minder goed dan voor corona.

De voortgangsrapportage is opgesteld in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs, dat ertoe moet leiden dat vertraging en mentale problemen door de corona worden aangepakt. Scholen in het basis- en voortgezet onderwijs kunnen volgend schooljaar nog geld uit dat programma krijgen. Voor het mbo en hoger onderwijs loopt de extra financiële ondersteuning in 2024 af.