De invoering van een nieuw stelsel voor de spaartaks loopt waarschijnlijk opnieuw vertraging op, zegt staatssecretaris Van Rij in een interview in NRC. Het kabinet wil vanaf 1 januari 2026 belasting gaan heffen over het werkelijke rendement op spaargeld en beleggingen in box 3, maar die datum is volgens de staatssecretaris voor Fiscaliteit praktisch niet haalbaar.
Het oorspronkelijke plan uit het regeerakkoord was om het nieuwe systeem vanaf 2025 in werking te laten treden, maar vorig jaar september werd al duidelijk dat die planning niet realistisch was. Nu lijkt de invoering dus nog langer te gaan duren.
‘Heel ingewikkeld’
“Om heel eerlijk te zijn: als het wetsvoorstel er deze zomer ligt, en we willen ook nog een internetconsultatie doen, en als je daarna anderhalf jaar uittrekt voor het wetgevingstraject, dan wordt het wel heel ingewikkeld om 1 januari 2026 te halen”, zegt Van Rij tegen de krant. “Want je hebt ook nog anderhalf jaar nodig voor de implementatie.” Daardoor lijkt het erop dat de nieuwe heffing op zijn vroegst in 2027 kan worden ingevoerd.
Door het vorige uitstel liep de schatkist 385 miljoen euro mis. Of het dit keer ook om eenzelfde bedrag gaat, kan het ministerie van Financiën nog niet zeggen. De Tweede Kamer debatteert begin mei over het onderwerp en moet nog een besluit over de planning nemen.
Meerdere knelpunten
Het wederom uitstellen van een nieuwe regeling voor de spaartaks komt onder meer doordat de modernisering van belangrijke ict-systemen bij de Belastingdienst vertraging heeft opgelopen. Voor het maken van nieuwe wetgeving is volgens Van Rij een breed draagvlak nodig. Dat kan langer duren dan verwacht. “Je gaat een nieuw stelsel voor het belasten van vermogens er niet doorheen drukken.”
Daar komt bij dat er bij de formatie van het huidige kabinet niet goed is nagedacht over de details in deze zaak, zegt de staatssecretaris. “Als ik dan vraag: hebben jullie het er goed over gehad wat reëel rendement is, dan is het antwoord: nee, helemaal niet.”
Belasting op spaargeld en beleggingen werd voorheen geheven op basis van een fictief rendement, dat voor iedereen hetzelfde was. Spaarders maakten daar bezwaar tegen. De Hoge Raad gaf ze eind 2021 gelijk.