In zijn huis in Amsterdam is gisteravond de politicoloog Meindert Fennema overleden. Hij was al geruime tijd ziek. Fennema was 77 jaar oud.
Oud-hoogleraar Fennema, die gedurende zijn hele carrière verbonden was aan de Universiteit van Amsterdam, was een flamboyante figuur die vaak tegendraadse standpunten innam. Zo stelde hij in 2009, in de eerste HJ Schoo-lezing, dat de vrijheid van meningsuiting ook moet gelden voor racisten.
Volgens hem wordt ten onrechte gedacht dat ideeën bestreden kunnen worden door ze te verbieden. In werkelijkheid leidt het tot volkomen arbitraire gevallen van vervolging en veroordeling en daarmee tot ondergraving van de rechtsstaat en democratie, betoogde hij.
Geheel in lijn hiermee besloot hij later PVV-Kamerlid Martin Bosma te begeleiden bij diens promotie, “omdat ook racisten het recht hebben om te promoveren”. Hij verwees hierbij naar zijn eigen promotor, die hem begeleidde hoewel hij destijds communist was en lid van de CPN, “en dat was toch een vereniging van massamoordenaars”.
Al vroeg dwars
Fennema groeide op in Zeist, in een Fries gezin. Zijn vader was keurmeester in een slachthuis, zijn opa Gerrit Fennema was als anarchist betrokken bij de eerste landarbeidersstaking in Het Bildt, in Noord-Friesland.
Meindert erfde kennelijk diens dwarsheid en opstandigheid. Dat kwam al tot uiting toen hij na het gymnasium op 18-jarige leeftijd aanmonsterde op een schip van de Holland-Amerika Lijn. Later schreef hij er een boek over, waarin hij vertelde over zaken als de perverse werking van fooien, de scherpe scheiding tussen de homoseksuele en de heteroseksuele wereld aan boord en over zijn liefdesaffaire met een welgesteld meisje uit Mumbay.
Toen hij ging studeren sloot hij zich, ook totaal niet passend bij zijn milieu, aan bij het Utrechtsch Studenten Corps, destijds misschien wel de conservatiefste en meest elitaire studentenvereniging van Nederland.
Ook daar schreef hij een boek over, Goed Fout, waarin hij het corps vergeleek met de CPN waarbij hij zich later aansloot. Beide waren in zijn ogen rare sektes, maar waar de CPN volkomen intolerant en kleingeestig was, was het corps “ondanks de oubollige en soms weerzinwekkende tradities een door en door liberale vereniging”. Tekenend was dat toen hij het corps de rug toekeerde, dat jammer werd gevonden en dat hij altijd welkom bleef. Mensen die met de CPN braken, werden uitgesloten als ‘verraders’.
CPN-lid
Fennema kwam zoals velen bij de CPN door zijn afkeer van de Vietnamoorlog en doordat hij in de greep raakte van de ‘democratiseringsbeweging’ aan de universiteiten. In Amsterdam was hij een van de studenten die de strijd aanbonden met hoogleraar politicologie Hans Daudt, die de ‘alleenheerschappij’ van de hoogleraren verdedigde tegen de aanspraken op medezeggenschap van de studenten.
De studenten wonnen, maar beter werd het daardoor niet, want zij wilden, zoals Fennema later zag, de hooglerarenheerschappij vervangen door “een totalitaire vorm van directe democratie”.
Fennema bleef lid van de CPN tot deze partij werd opgeheven en sloot zich daarna aan bij GroenLinks, waarvoor hij in de gemeenteraad van zijn woonplaats Bloemendaal zat. Daar raakte hij bevriend met Martijn Bolkestein, neef van voormalig VVD-leider Frits Bolkestein, met wie hij een coalitie vormde en later het boek Dorpspolitiek schreef.
Eerder was hij al bevriend geraakt met Frits Bolkestein zelf, met wie hij zich verwant voelde omdat ze allebei dwarsdenkers en corpsballen waren. Dat laatste erkende Bolkestein zelf overigens niet.
Wilders-boek
Zijn vriendschap met Bolkestein was mede aanleiding voor zijn merkwaardigste boek, de Wilders-biografie Geert Wilders. Tovenaarsleerling. Wilders werkte er niet aan mee. Bij gebrek aan bronnen leefde Fennema zich in Wilders in en verzon zo wat de PVV-leider in de loop der jaren gedacht en gevoeld zou hebben.
Wilders was in 1990 fractiemedewerker bij de VVD geworden, in hetzelfde jaar dat Bolkestein fractieleider werd. Volgens Fennema leken de twee op elkaar, nam Bolkestein hem al vroeg in vertrouwen en leunde hij op hem. Wilders bewonderde Bolkestein en probeerde zoveel mogelijk in zijn nabijheid te zijn.
Fennema schreef het fraai op, maar er klopte weinig van. Fractiemedewerkers van destijds stellen dat Fennema het allemaal uit zijn duim gezogen heeft en volgens Bolkestein was Wilders “gewoon een fractiemedewerker”.