Demissionair minister Dijkgraaf maakt zich er zorgen over dat er in het hoger onderwijs en in de wetenschap onderzoekers, studenten en docenten zijn die zich beperkt voelen om zich te uiten of die zichzelf censureren. Hij schrijft dat aan de Tweede Kamer naar aanleiding van onderzoek door het bureau Technopolis.

Het ministerie heeft het onderzoek laten doen na een oproep uit de Tweede Kamer van ruim twee jaar geleden. Onder leiding van de VVD vroeg een ruime Kamermeerderheid toen om te bekijken of zelfcensuur in de wetenschap en het hoger onderwijs een rol speelt, met daarbij ook aandacht voor bedreigingen, intimidaties en haatreacties”. VVD’er Van der Woude sprak destijds van “wokegekte”.

Meerderheid voelt zich niet beperkt om zich te uiten

Volgens het onderzoek voelt een ruime meerderheid van de onderzoekers, docenten en studenten zich helemaal niet of hooguit in geringe mate beperkt om zich vrij te uiten en past het overgrote deel geen zelfcensuur toe.

Maar Dijkgraaf wijst erop dat in elk van de groepen toch aanzienlijke minderheden bestaan die zich wel in “redelijke tot zeer sterke mate beperkt voelen” en die wél zelfcensuur toepassen. Zo voelt bijvoorbeeld (afhankelijk van de studieactiviteit) 10 tot 34 procent van de studenten zich beperkt om zich vrij te uiten en heeft 7 tot 33 procent van de studenten de afgelopen drie jaar meerdere keren zelfcensuur gebruikt

‘Bang om in hokje te worden geplaatst’

De onderzoekers beschrijven dat studenten en docenten zich soms bijvoorbeeld niet durven uit te spreken omdat ze bang zijn dat mensen hen in een hokje zullen plaatsen (bijvoorbeeld als racistisch, als complotdenker of als linkse of woke-activist).

In zijn brief aan de Kamer benadrukt Dijkgraaf dat academische vrijheid “cruciaal is voor hoogwaardige wetenschapsbeoefening in een open samenleving”. En hij voegt eraan toe dat studenten zich vrij moeten voelen om zich te uiten, ook als hun mening niet overeenkomt met die van de docent of van de meerderheid van de medestudenten.

‘Hoger onderwijs niet uniek’

De minister verwacht van de instellingen dat ze aan een open academische cultuur prioriteit blijven geven. Dat een deel van de medewerkers en studenten zich beperkt voelt om zich te uiten, baart hem dus zorgen. Tegelijk schrijft hij dat hoger onderwijs en wetenschap in dit opzicht niet uniek zijn: “De oorzaken van zelfcensuur hangen samen met bredere ontwikkelingen zoals polarisering van het maatschappelijke debat en de politisering van maatschappelijke onderwerpen”.

Dijkgraaf neemt de adviezen van de onderzoekers over dat er in het hoger onderwijs meer aandacht moet zijn voor debatvaardigheden en dat meld- en klachtenprocedures moeten worden verbeterd. Verder volgt hij aanbevelingen op om te voorkomen dat incidenten van intimidatie en geweld tot toekomstige zelfcensuur leiden. De minister gaat met de instellingen over de situatie praten.