Een meerderheid in de Tweede Kamer steunt volmondig de “diepe excuses” die het kabinet heeft gemaakt aan Indonesië voor het extreme geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen 1945 en 1949. Toch vinden verschillende partijen dat er nog steeds sprake is van “verkeerde beeldvorming” over de rol van de meeste Nederlandse militairen die toen dienden.
Vandaag debatteert de Tweede Kamer met het kabinet over de rapporten van drie gerenommeerde onderzoeksinstituten, waaronder het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Die concludeerden vorig jaar dat er van Nederlandse kant sprake is geweest van “structureel, excessief geweld” tijdens de dekolonisatie. Zo werden er dorpen platgebrand en mensen gemarteld en zonder proces geëxecuteerd.
Ruim 75 jaar na dato raakt het afscheid van wat toen nog Nederlands-Indië heette nog steeds een zenuw in de samenleving, en dat is in de Tweede Kamer niet anders. Verschillende Kamerleden die het woord voerden verwezen naar de ervaringen van familieleden, die in de tropen woonden of als militair dienden.
Zo raakte Roelof Bisschop van de SGP geëmotioneerd, toen hij vertelde over zijn vader, die als dienstplichtig militair getuige was van een standrechtelijke executie door een Nederlandse sergeant die volgens hem door alle oorlogshandelingen op was van de zenuwen.
Veteranen in verdachtenbankje
“Nederland wil zich wereldwijd inzetten voor mensenrechten. Dat is alleen geloofwaardig mogelijk als we onze eigen schendingen onder ogen zien”, vindt D66-Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma. Net als de meeste andere partijen benadrukt hij dat de meeste Nederlandse militairen niets te verwijten valt.
Maar verschillende rechtse partijen vertolkten in het debat de gevoelens van veteranenorganisaties, die na het uitkomen van het rapport de onderzoekers beschuldigden van eenzijdigheid. PVV, JA21, Forum voor Democratie, Groep Van Haga en BBB vinden dat de Indiëveteranen ten onrechte in het verdachtenbankje worden geplaatst. “Ze zijn wat ons betreft helden”, zei Raymond de Roon van de PVV.
Toch hebben de onderzoekers in hun rapport ook aandacht voor de oorzaken van het geweld. Ze wijzen erop dat de ongeveer 200.000 Nederlandse militairen slecht voorbereid op pad gingen en dat ze geconfronteerd werden met zwaar geweld van de kant van de Indonesiërs. Ook in de zogeheten Bersiap-periode, direct na de Japanse capitulatie, werden veel Europeanen in Indonesië slachtoffer van bloedig geweld.
Maar dat is volgens de onderzoekers geen rechtvaardiging voor het geweld van Nederlandse zijde, waar de toenmalige politiek en militaire leiding voor verantwoordelijk kan worden gehouden.
Ondanks die nuance vinden ook de regeringspartijen VVD en CDA dat de beeldvorming over de veteranen verkeerd is. VVD’er Ruben Brekelmans wil dat het kabinet zich inzet om die beeldvorming te herstellen, onder meer door gesprekken met veteranen. CDA-Kamerlid Derk Boswijk vindt dat niet alleen de Indonesiërs, maar ook de Indiëveteranen excuses verdienen.
‘Erken oorlogsmisdaden’
Partijen als de PvdA, GroenLinks en SP vinden dat het kabinet ook expliciet moet erkennen dat de Nederlandse krijgsmacht oorlogsmisdaden heeft gepleegd. “De geschiedenis wordt geweld aangedaan als dat niet gebeurt”, meent Corinne Ellemeet van GroenLinks.
Volgens het kabinet is dat niet mogelijk, omdat die term ‘oorlogsmisdaad’ pas in 1949 juridisch is vastgelegd. Wel heeft het kabinet gezegd dat het geweld onder de huidige definitie als oorlogsmisdaden kan worden gezien.
D66 wil dat het kabinet meer doet om de nabestaanden van slachtoffers aan Indonesische zijde te compenseren. Volgens Kamerlid Sjoerdsma is er een lijst van 900 slachtoffers, van wie de nabestaanden in aanmerking moeten komen voor genoegdoening.
Premier Mark Rutte en de ministers Kajsa Ollongren (Defensie) en Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken) reageren vanmiddag op de vragen van de Tweede Kamer.